dinsdag 13 november 2007

het slapen van een kind

"het slapen van een kind"







Het is erg belangrijk dat een kind goed slaapt, maar er zijn allerlei factoren die ervoor kunnen zorgen dat een kind (tijdelijk) niet aan zijn nachtrust toekomt. Die factoren kunnen te maken hebben met het kind zelf, de omgeving en de opvoeder. Om te zorgen dat een kind weer wel kan slapen is het daarom belangrijk om naar die specifieke factoren te kijken. Als dat goed is gedaan, kan je het slaapprobleem van het kind te lijf gaan met tips als ‘zorg voor een aangename en veilige omgeving’, ‘goed slapen begint op wakkere momenten’ en ‘breng een duidelijke basisstructuur aan’.


Een kind dat niet goed slaapt, voelt zich moe en zit niet zo goed in zijn vel. Als dit systematisch gebeurt, kan het ook voor zijn ouders slopend zijn. Als begeleider in de kinderopvang word je ook geconfronteerd met de nadelige gevolgen van slecht slapen. Een kind dat slecht heeft geslapen en moe naar de opvang komt, vraagt extra aandacht. Slaapt een kind slecht in de opvang, dan kan dit voor spanning zorgen tussen jou en het kind (bv. je ervaart hem als lastig), tussen jou en de ouder (bv. je wijt de slaapproblemen aan hun aanpak) en/of tussen het kind en de andere kinderen (bv. wanneer het kind ook andere kinderen wakker houdt).

een samenspel van factorenHet slaapgedrag van kinderen kan sterk verschillen. Onder slaapgedrag verstaan we het aantal uren dat een kind slaapt, de manier waarop het inslaapt en de mate van doorslapen. Dit slaapgedrag is altijd het gevolg van een samenspel van factoren bij kind, opvoeder en/of omgeving:
  1. - de ‘normale’ slaap voor dat kind
  2. - de ontwikkeling van een kind
  3. -specifieke eigenschappen van een kind
  4. - de omgeving
  5. - de interactie tussen opvoeder en kind.

Normale slaap: verschillend van kind tot kind
Het is hierdoor moeilijk of een ideale slaapduur aan te geven. Het slaapbehoefte wordt ook bepaalt door het dag- en nachtritme, heeft het kind veel tijd nodig om in slaap te vallen,, of het wakker worden.

Slapen en de ontwikkeling van een kind
De hoeveelheid slaap veranderd naarmate het kind ouder wordt. Een pasgeboren baby slaapt een grootdeel van de dag, een peuter van 18 maanden tot 2 jaar slaapt gemiddeld 11 á 12 uur ’s nachts en 2 uur overdag. En het kind wordt geconfronteerd met ontwikkelingsgebonden uitdagingen.

Enkele voorbeelden:

  1. - Angst om de ouder niet te zien of scheidingsangst (6-12 maanden) kan bijv. tot uiting komen in huilen wanneer je een kind in zijn bed legt en de kamer verlaat.
  2. - Ontwikkeling van autonomie en de bijhorende koppigheidsfase (2-3 jaar) kan bijvoorbeeld tot uiting komen in de weigering van een peuter om te gaan slapen.
  3. - Kinderen tussen drie en zes jaar worden vaak geconfronteerd met angsten, bijv. angst voor het donker, voor dieren en insecten, voor spoken en monsters


Dit kan bijvoorbeeld tot uiting komen in de weigering om alleen in bed te slapen.Wanneer een slaapprobleem ontstaat als gevolg van een (voorbijgaande) ontwikkelingsfase, bestaat het risico van gewoontevorming.Wanneer je bijvoorbeeld bij het bed blijft zitten van een kind dat niet wil slapen, lange verhaaltjes gaat vertellen, steeds reageert als een kind je roept, wordt het niet-slapen beloond en kan een tijdelijk slaapprobleem hardnekkig worden.

Specifieke kindfactoren
Kinderen kunnen van nature slechte slapers zijn. De aard kan ook invloed hebben op een kind, bijv. de manier waarop een moeilijke ervaring verwerkt word. Of de aanpassing van het kind. (Bijv. de overgang van zomertijd naar wintertijd, of een andere groep met kinderen) medische oorzaken hebben ook invloed op het slaapgedrag. Ziekte, nieuwe tandjes. Of de omgeving kan een hele grote rol spelen. Slaap het kind samen of alleen in een rustige kamer. Zo zijn er ook nog andere belangrijke gebeurtenissen in het leven van het kind bijv. naar de kinderopvang of geboorte van een broertje of zusje. Of de relatie thuis of opvangsituatie.

De interactie
Het kind kan de slaapgewoonten zijn aangeleerd door een ouder of een begeleider van een kinderopvang. Het wordt pas een probleem als de verwachtingen niet overeenkomen met de verwachtingen van een ouder of begeleider. Het is dus zinvol na te denken over wat verwachtingen zijn en of ze realistisch zijn.


Twee voorbeelden:


  1. - Zijn er meerdere kinderen, dan kan het een stuk makkelijker zijn als alle kindjes samen na het eten een middagdutje doen. Zo kun je wat opruimen en even op adem komen. Bij kleine baby’s is het echter niet realistisch dit te verwachten. Zij hebben immers een eigen slaapritme dat zich niet makkelijk in een patroon laat dwingen.
  2. - Als je vindt dat een kind overdag te weinig slaapt, stel jezelf dan de vraag wat ‘te weinig’ is. Misschien spiegel je hem of haar te veel aan wat je gewend bent bij andere kinderen. Als het kind geen vermoeide indruk geeft, dan heeft het minder behoefte aan slaap dan ‘gemiddeld’.
- Slapen: hoe ga je ermee om? Door je manier van reageren bepaal je als opvoeder of een situatie standhoudt of niet. Door bijvoorbeeld een kind steeds slapend in bed te leggen, leer je het niet alleen in te slapen. Hoe reageer ik wanneer een kind niet wil gaan slapen? Leg ik een kind slapend of wakker in bed? Is er een bedritueeltje? Zijn de bedrituelen van thuis en de kinderopvang op elkaar afgestemd?

- Hoe ga je om met het kind op wakkere momenten?Goed slapen begint op de wakkere momenten. Het vertrouwen dat het kind heeft in jou, in de omgeving en in zichzelf bepaalt mee of het al dan niet goed slaapt. Daarom is een positieve interactie met het kind op andere momenten even belangrijk als je concrete aanpak van het slaapgedrag.

Wisselwerking tussen factorenVerschillende factoren beïnvloeden elkaar. Zo kan het zijn dat een ziek kind tijdelijk minder goed slaapt. Als het in die periode net ook scheidingsangst heeft, kan de extra aandacht van de opvoeder het slaapprobleem versterken en in stand houden.Ook facetten van de opvoeding die niets te maken hebben met de slaapgewoonten van het kind, kunnen slaapproblemen veroorzaken. Zo kan bijvoorbeeld een te strenge zindelijkheidstraining de angst om controle te verliezen vergroten, waardoor het kind niet meer inslaapt.

Slaapproblemen: hoe pak je ze aan?In de kinderopvang kan een slaapprobleem verschillende vormen aannemen:

  1. - Een kind slaapt thuis slecht, waardoor het moe naar de opvang komt. Bij jou in de opvang slaapt het echter wel goed.
  2. - Een kind slaapt zowel thuis als in de opvang slecht. Zowel de ouders als jij ervaren dit als een probleem.
  3. - Een kind slaapt bij jou in de opvang slecht, maar thuis is er geen probleem.

Elk van deze situaties is verschillend. Maar ook twee situaties die op het eerst gezicht gelijkwaardig lijken, kunnen een compleet andere oorzaak hebben. Denk bijvoorbeeld aan een kind dat bij jou in de opvang slecht slaapt terwijl de ouders aangeven dat er thuis geen probleem is. Een mogelijke oorzaak is dat de slaapgewoonten van thuis (bv. het kind wordt steeds in slaap gewiegd) niet overeenkomen met de slaapgewoonten die jij in de opvang hanteert (bv. alleen in bed inslapen). Een andere mogelijke oorzaak is dat het kind zich onvoldoende veilig voelt in de opvang. In elke situatie is het noodzakelijk hierover met de ouders te praten. Samen kan je immers het best inzicht krijgen in de situatie. Je kan dan een gezamenlijke aanpak uitwerken en elkaar hierin ondersteunen. Doordat verschillende elementen het slaapgedrag van een kind beïnvloeden, zijn goed bedoelde tips niet altijd voldoende om een kind goed te doen slapen.

Het is dus belangrijk om, samen met de ouders, eerst stil te staan bij de situatie voordat je van alles uit gaat proberen. Enkele vragen die inzicht kunnen geven in de situatie:- Waar doen de problemen zich voor? Thuis, in de kinderopvang of op beide plaatsen?- Wat zijn je eigen verwachtingen en de verwachtingen van de ouders over hoeveel en hoe lang het betreffende kind zou moeten slapen? Is dit realistisch?



  1. - Waar doen de problemen zich voor? Thuis, in de kinderopvang of op beide plaatsen?
  2. - Wat zijn je eigen verwachtingen en de verwachtingen van de ouders over hoeveel en hoe lang het betreffende kind zou moeten slapen? Is dit realistisch?
  3. - Kunnen elementen in de omgeving een negatieve invloed hebben op een rustige slaap? Waar slaapt het kind thuis? Waar slaapt het in de opvang?
  4. - Zijn er belangrijke gebeurtenissen thuis of in de kinderopvang die maken dat het kind minder rustig slaapt?
  5. - Zijn er spanningen thuis of in de kinderopvang die een invloed hebben op het kind?
  6. - Kan het slaapprobleem te maken hebben met een fase in de ontwikkeling van het kind (b.v. scheidingsangst of koppigheid)?
  7. - Hoe wordt er – zowel thuis als in de kinderopvang – omgegaan met het slapen?Wat doet het kind vlak voor het slapengaan? Is er een bedritueel? Hoe wordt het kind in bed gelegd? Hoe wordt gereageerd als het niet wil inslapen of doorslapen? Zijn er verschillen tussen jouw aanpak en de aanpak van de ouders? Zijn er bepaalde reacties die het slaapprobleem net in stand houden of versterken?
  8. - Hoe verloopt de interactie met het kind op wakkere momenten? Is het kind het grootste deel van de tijd tevreden? Is het voldoende geboeid bezig? Kan het opgaan in het spelen? Ervaar jij je relatie met het kind als positief of eerder als gespannen? Hoe is dit thuis?

1 opmerking:

Amanda Pendjol zei

Heey Sanne,

Ik vind het echt een heel interresant onderwerp!
Denk ook dat het veel voorkomt.
Je bent een geweldige werkpartner, en heb veel van dit onderwerp op kunnen steken, dankjewel.

Liefs,
Je "werkpartner". Amanda (haha)